Twee op de drie Nederlanders maken zich zorgen over de kans op een hybride oorlog in Nederland. Het gaat dan bijvoorbeeld om een cyberaanval die leidt tot een grote stroomstoring of de verspreiding van desinformatie om de samenleving te ontwrichten. Vijftigplussers zijn bezorgder over een mogelijke hybride oorlog dan jongvolwassenen.
Dat blijkt uit een representatief onderzoek naar weerbaarheid onder Nederlanders, dat onderzoeksbureau Ipsos I&O uitvoerde onder bijna 1500 mensen in opdracht van Trouw.
Als Navo-lid en doorvoerhaven voor militair materieel is Nederland extra kwetsbaar voor hybride dreigingen. Ons land wordt regelmatig aangevallen door buitenlandse hackers. Ook komen overal in Europa steeds vaker fysieke sabotageacties voor die vermoedelijk het werk zijn van Rusland.
Naast militaire en hybride dreigingen is Nederland kwetsbaar voor de gevolgen van natuurrampen door klimaatverandering. Bijna de helft (45 procent) van de Nederlanders heeft zorgen over een grote natuurbrand of overstroming. Ook grootschalige stroomuitval door een overbelast elektriciteitsnet wordt door experts gezien als een reëel risico.

Beroep op zelfredzaamheid
Om voorbereid te zijn, adviseert de overheid burgers een noodpakket in huis te halen. Met extra water, voedsel, contant geld en basisbenodigdheden zoals een noodradio op batterijen, moet je jezelf in geval van crisis of ramp 72 uur kunnen redden.
Ruim een kwart (28 procent) van de ondervraagde Nederlanders heeft inmiddels zo’n pakket in huis. Nog eens 20 procent zegt binnenkort zeker een noodpakket in huis te halen.

Dat de overheid de laatste tijd zo expliciet een beroep doet op de zelfredzaamheid van burgers is ‘een kantelpunt’, zegt Paul Gelton, programmadirecteur weerbaarheid bij het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV).
“De overheid geeft aan het niet langer alleen te kunnen, omdat crises complexer en langduriger zijn en meer impact hebben. De hele maatschappij moet meer doen om weerbaarder te worden.”
Volgens Gelton weten veel Nederlanders niet hoe kwetsbaar ons land is. Je daarop voorbereiden, is geen overbodige luxe, zegt hij. “We zijn met zijn allen zo efficiënt georganiseerd, dat we als land geen vet op de botten hebben om een oorlog of verschillende gelijktijdige grote natuurbranden aan te kunnen.
“We missen strategische voorraden voedsel, brandstof en medicijnen. En dat het stroomnetwerk instabiel aan het worden is en een keer uitvalt, is een daadwerkelijk risico.”
Oorlogsdreiging overdreven?
Toen Gelton tot acht jaar geleden weerbaarheid in portefeuille had als directeur bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), voelde hij zich nog een roepende in de woestijn. Een pandemie? Een grote overstroming? Een grote stroomstoring? Die grote crisis gaat er komen, zei hij telkens.
Pas na het begin van de oorlog in Oekraïne kwam de discussie over weerbaarheid en het noodpakket in een stroomversnelling. “Ik denk dat we veel meer kans hebben op de gevolgen van klimaatverandering met een tekort aan water, overstromingen en bosbranden, dan dat Poetin met tanks het land binnenrolt”, zegt Gelton.
“Maar een militaire dreiging aan de oostgrens van het Navo-grondgebied waar wij een bijdrage aan moeten leveren is wel reëel. Als dat gebeurt, gaan we daarvan de consequenties merken.”
Navo-baas Mark Rutte deed eerder een voorstel om de verhoogde defensie-budgetten ook te gebruiken voor het vergroten van weerbaarheid. Hij waarschuwde burgers om zich mentaal voor te bereiden op oorlog.

Een op de zes Nederlanders vindt de aandacht voor oorlogsdreiging overdreven, vaker mannen dan vrouwen. “Het is belangrijk dat de overheid gedoseerd waarschuwt”, zegt Gelton. “Maar mensen moeten wel een onderbuikgevoel krijgen dat ongemak veroorzaakt. Dat leidt namelijk tot actie. Het gaat om bewustwording, zonder mensen onnodig angstig te maken.”
Het helpt dan, zo zegt Gelton, dat de overheid de komende tijd niet alleen focust op een noodpakket. “Mensen moeten dat zien als een vertrekpunt”, zegt hij. “Uiteindelijk moet je communiceren over het maatschappelijk noodpakket zodat de maatschappij bij een grote crisis blijft functioneren. Dat betekent aandacht voor netwerken van bedrijfsleven, ngo’s en burgers, tot lokaal niveau in de wijk.”